Eén van de voordelen van schilderen (of in mijn geval: beitsen) is dat je alle tijd hebt om na te denken. Gewoon de hele dag een beetje mijmeren, terwijl je onderwijl je werk doet. Misschien is dat wel de reden dat mijn oud-collega een eigen schildersbedrijf is begonnen. Ik moet het hem toch eens vragen. Het is ook meteen één van de grote nadelen, merk ik al snel als ik aan het beitsen van de tuintafel, die een van de buren over had, begin.
Mijn gedachten schieten alle kanten op. Je zou denken dat ik de gebeurtenissen van de afgelopen week en de lastigheden waar ik mee te dealen heb de revue zou laten passeren, maar niets is minder waar. In plaats daarvan vraag ik me af wat me bezield heeft om de broek die al jaren dienst doet bij schilderklussen te kopen. Zelfs nu, met wat kilootjes minder, zit ie strak om mijn oerhollandse klapkuiten. Ik heb me er nooit echt comfortabel in gevoeld. Misschien was het de kleur, bedenk ik, de kleur die onder steeds meer vlekken verborgen zit vind ik nog steeds mooi.
Een opmerking van vriendin G over mijn ouders voert me naar herinneringen aan mijn vader. Ik grinnik als ik eraan denk dat hij vast commentaar zou hebben op de lopers in mijn verfwerk die ik her en der heb laten ontstaan. Hij zou me tips geven en me tricks willen leren en zich er zodanig mee bemoeien dat ik met mijn ogen zou rollen en hem tenslotte de roller in handen zou drukken met de opmerking dat hij het zelf maar moet doen, als hij het immers zoveel beter weet. Alleen al daarom is het jammer dat hij er niet is. Ik ben het beitsen van de tafel waar geen eind aan lijkt te komen beu en de gedachte dat er nog een picknicktafel en een tuinbankje op een schilderbeurt wachten is niet bemoedigend.
Ik denk aan de familiedag van mijn lief van vorige week, waar ik niet bij kon zijn wegens wegafsluitingen. Of ik daar ook eigenlijk wel een plek had gehad, ben je nog familie als degene van wie jij de aanhang bent er niet meer is? Van mijn schoonzusje heb ik gehoord dat mijn lief er wel degelijk was, in de verhalen en herinneringen. In het missen.
Er fladdert een vlinder om me heen. Ik waarschuw hem op luide toon het zich niet te gemakkelijk te maken op het resultaat van mijn noeste arbeid. Een vriendin vertelde laatst dat ze het verschijnen van vlinders een paar keer had gevoeld als een teken van boven, van haar overleden vader. Deze vlinder kan mijn lief niet zijn, daarvoor is hij te irritant.
Ook zonder vlinders moet ik al genoeg aan hem denken trouwens, en het verven brengt herinneringen boven aan veel te veel dingen in onze tijd samen, en daarna. Hoe het schilderen van allerhande tuinmeubilair een dagbesteding werd in die eerste periode van rouw. Hij zou trots op me zijn, hoor ik vaak. Zelf ben ik er niet altijd van overtuigd dat ik veel doe dat zijn trots zou rechtvaardigen.
Voor vandaag hoop ik vooral dat hij me relativerend en goedmoedig zou uitlachen. Me liefkozend een “jankerdje” zou noemen, omdat ik zelfs een simpel klusje als het beitsen van een tuintafel niet kan voltooien zonder tussendoor in huilen uit te barsten.