Kwast

‘Uit wat voor elfendorp kóm jij eigenlijk?’ verzucht de puber.
We staan voor het raam en kijken naar het laagje ijs op het watertje achter ons huis. De boom in een van de aangrenzende tuinen heeft net vannacht gekozen om al zijn blaadjes los te laten, zodat het ijs daar al gecorrumpeerd is, mocht het er dit jaar van komen dat we met de hele buurt bij ons achter gaan schaatsen. De puber vertelt dat hij op de radio heeft gehoord over een dorp waar al op natuurijs kan worden geschaatst. Ik knik. Een stuk ondergelopen grasland.
‘Wij hadden vroeger een ijsbaan in het bos.’
‘In het bos?’ Hij klinkt ongelovig, want hij weet wat ik onder een bos versta. Niet de drie bomen die hier voor een bos doorgaan, maar een echt bos, zo een waar het nooit helemaal licht wordt, zelfs niet op zonnige dagen.
‘Ja. De ijsvereniging had een grasveld op een open stuk in het bos, dat ze onder water zetten zodra er vorst werd voorspeld.’

Meteen zie ik het voor me. De schaatswedstrijden van school. Ik verloor zelfs de race waarin mijn tegenstander meteen na de start op zijn plaat ging. De houten schaatsen bleven naast mijn schoenen glijden, hoe stevig mijn vader ze ook vastbond. Ik zocht mijn heil maar in het priksleeën, waar ik evenmin de rijzende ster was die ik graag had willen zijn.
Ik probeer de puber een beeld te schetsen. Het priksleeën laat ik weg. Dat gelooft hij toch niet.

‘Er stond een kraampje aan de kant, waar ze kwast verkochten.’
‘Kwást?’
Ik krijg een meewarige blik.
‘ja. Dat is een heet drankje. Typisch iets voor bij het schaatsen. Ik dronk het alleen daar, op de ijsbaan. Echt lekker vond ik het niet, trouwens.’
‘Jij dronk een drankje dat kwást heet? Hoe zag dat er dan uit?’
Ik begin aan een beschrijving maar zie dat die alleen maar bijdraagt aan de ongeloofwaardigheid.
‘Dus een doorzichtig grijs drankje, met de kleur van afwaswater zeg maar. Heette het daarom soms kwast, naar een afwaskwast?’

Verontwaardigd stel ik voor het maar eens te googlen. Het bestaan van een recept laat zien dat het geen verzinsel van me is, al is het wel raar dat als een van de ingrediënten tranen van verdriet worden genoemd en dat het recept vermeldt dat je een beschermende bril op moet tegen het citroenzuur.
‘Echt, ik weet de helft van de tijd niet of ik jouw verhalen over je jeugd nou moet geloven of niet.’

Het geeft niet of hij denkt dat het niet waar is. Ik was voor even weer terug, op die ijsbaan in het bos. Met mijn broer, die het wel ver schopte in het schaatstoernooi en mijn vader die een beker hete kwast voor me kocht om warm te blijven, al wisten we allebei dat ik hem nog niet eens voor de helft zou leegdrinken.
Ik glimlach. Aan de blik van de puber te zien is dat het ultieme bewijs dat ik hem alleen maar wat op de mouw heb lopen spelden.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *