‘O My God!’
De twintiger en de puber houden net als ik even de adem in. Zodra we het eind van de boulevard met zijn toeristenwinkeltjes met kaarten, foute T-shirts en rare hoedjes hebben bereikt zien we het majestueuze paviljoen oprijzen aan het eind van het strand. Het staat op een lange houten pier die vol is met mensen die net als wij een poging doen om het prachtige van het gebouw op de gevoelige plaat vast te leggen.
In mijn hoofd zijn allerlei radertjes gaan draaien. Ik zie een verarmde adellijke familie in de jaren twintig voor me, een gelukszoeker die zijn weg naar binnen heeft geblufd, een verliefd meisje dat een schoonmaakbaantje neemt om in ieder geval even aan die rijke wereld te mogen ruiken. Of nee, wacht, een spion, of een meesterdief, een oplichter die de verkeerde een poot heeft uitgedraaid. Een…
Ik ben dan ook aangenaam verrast als ik de twintiger hoor zeggen dat dit de perfecte setting is voor een boek.
‘Hier woont toch gewoon een superschurk? Zo een die de wereld probeert over te nemen!’
Ja, of een mega geheim genootschap komt hier eens per zoveel maanden samen, bedenk ik, om snode plannen te maken. Ik wou dat ik een rondleiding binnen kon krijgen, om alles vast te leggen en nog beter te kunnen verzinnen wat hier allemaal gaande kan zijn. Maar vooral wou ik dat ik ruimte had in mijn hoofd voor een superschurkenverhaal, dat, als ik het enthousiasme van de twintiger zie, zeker vijf boeken kan beslaan. En dat ik het vertrouwen in mezelf als schrijver had dat ik dat zou kunnen maken.
Aan het eind van de pier is een duikersklok, die minstens even intrigerend is. “Duik mee de Oostzee in!” staat erbij, al ziet het ding eruit als een decorstuk van een dr Who aflevering die iemand op een namiddag in elkaar heeft geknutseld. We blijven benieuwd kijken hoe het ding te water gaat. Zelf worden we niet verleid door de ronkende woorden van de folder die een inkijkje belooft in de flora en fauna onder water. Het personeel boezemt ook al niet te veel vertrouwen in. De ene oude man rookt tussen de duiken door een sigaret en drukt die chagrijnig uit als het tijd is om weer te gaan. De ander draagt het malle hoedje dat hier massaal aan toeristen wordt verkocht en dat er nog het meest uitziet als een pet zonder klep. Hij kan het volgens de kinderen wel rocken, maar dat is niet zo. Niemand kan het ding dragen zonder er volslagen idioot uit te zien, en het feit dat het petje steeds vaker opduikt in het straatbeeld doet het ergste vrezen voor de mensheid. Misschien is dit een van de eerste acties van het superschurkengenootschap om de wereld aan stupiditeit ten onder te laten gaan.
‘Noch jemand?’ roept pet-man, ‘Gleich geht’s los!’
Er komt niemand meer. Schouderophalend sluit hij de deur die met een rond roer vastzit dat zo maritiem oogt dat het wel nep moet zijn.
Van duiken in de Oostzee is bepaald geen sprake. Tergend langzaam gaat het ding naar beneden langs een roestige paal. Vierenhalve meter diep gaat het, aldus de folder, tot één meter boven de zeebodem. Als de duikersklok het water raakt horen we geraas. Nu wordt het ernst. Ik voel mee met de mensen binnen. Hoe opgesloten moeten die zich voelen, ten prooi gevallen aan een crimineel masterbrein.
Terug dan maar naar de pier, en het strand en de zee. Waar natuurlijk nooit iets gebeurd van wat ik allemaal loop te verzinnen. Zon, zee, strand. Zo eenvoudig kan het zijn.
En toch…
Een paar dagen later lopen we een klein boekwinkeltje annex theesalon binnen in een ander stadje een eindje verderop. Het is de gedroomde plek voor boekliefhebbers. Aan een tafeltje zit de eigenaar met een schrijfblok voor zich. Hij is de rust zelve. Geduldig laat hij de bezoekers rondkijken en hij komt alleen in actie als je hem wat vraagt. Zijn vrouw snijdt ondertussen een stuk zelfgebakken cake voor de theedrinkers op de wankele stoeltjes buiten.
Het is zo knus dat je hier de hele middag zou willen doorbrengen, ver weg van de grote boze buitenwereld. Hier op dit eiland gebeurt immers nooit iets dat het daglicht niet kan verdragen. Mijn hersenspinsels van een paar dagen geleden zijn niet meer dan dat: hersenspinsels van een overactieve fantasie.
Dan zie ik het bordje boven één van de secties: eiland- en kustkrimi’s.
Dus toch! Zie je nou wel!
Geweldig!! Ik zou zeggen, laat die fantasie van jullie maar op papier rollen!