Thuis

‘Dag huis!’ zeg ik. Dag tuin, denk ik er achteraan, dag opbergschuur. De pubers zouden het niet begrijpen. Generatiedingetje. ‘Dag poezen,’ zeg ik daarom maar. Normaal zou ik nu even opzij kijken, met het scheve beverige lachje dat mij eigen is als we op vakantie gaan. Dat lachje dat alle beren op de weg probeert te negeren. Dat zich paniekerig afvraagt: hebben we alles wel bij ons? Hebben we niet teveel mee? Is de verzekering wel geregeld, zijn alle ramen dicht, hadden we niet nog ergens een water- , lucht- gaskraan moeten dichtdraaien? Waarom willen we eigenlijk weg van thuis? En wat als….

Mijn lief zou teruglachen en me woordeloos op mijn gemak stellen. Niks aan de hand, en als de beren toch opduiken dan kunnen we die samen aan. En thuis hoef je niet te missen, want thuis is dit, wij, samen.
Vandaag zit er niemand naast me naar wie ik in een fractie van een seconde mijn twijfels en angsten kan overbrengen, of die me even snel geruststelt. Er zit letterlijk niemand naast me, want de pubers hebben bedacht dat ze samen kunnen gamen op de achterbank. Ik voel me een chauffeur die zijn werkgevers naar hun bestemming rijdt.
Daar zouden we ook samen om hebben kunnen lachen, om die malle pubers, bedenk ik met een steek in mijn hart.

Het lijkt wel of het gemis steeds groter wordt. Niet beetje bij beetje iedere dag, maar wel beetje bij beetje bij iedere gebeurtenis, bij iedere mijlpaal. De diploma-uitreiking van de grote puber, zijn plannen om uit huis te gaan. De vakantie, misschien wel de laatste met zijn drieën. De lijst met dingen die we zonder hem ondernemen wordt steeds langer en steeds drijft hij een stukje verder bij ons vandaan.
De herinneringen die one-drive me deze dagen voorschotelt zijn bijna allemaal van vakanties. Daar zie ik die lach weer waar ik zo van hou. Hoe mijn lief volkomen op zijn gemak is, waar hij ook is. Hij is immers thuis, want bij ons.

Op de hotelkamer, onze eerste stop, probeer ik het thuisgevoel op te roepen. We zijn dan wel met één minder maar immers nog altijd samen. De trouwe knuffel Knut is alvast op het bed gelegd, voor straks, later op de avond. Ik hoor de piepjes van de spelcomputer en het gemopper als het fout gaat.
‘Zullen we een potje shithead doen?’ Twee brede grijnzen die me uitdagen van hen te winnen.
En dan voelt het toch ineens een beetje als thuis.

 

Eén antwoord op “Thuis”

  1. Die taxi zie ik helemaal voor me… ha ha. Maar wat een gemis. Ontroerend en mooi onder woorden gebracht.
    Ook heel fijn dat je zijn geruststellende woorden /blikken zo goed weet. Ondanks het missen hoop ik dat het je ergens ook wat helpt. Knuffel voor jullie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *